EIB en Technopolis hebben onderzoek gedaan naar maatregelen die - op basis van modelberekeningen voor het Energieakkoord voor Duurzame groei - voor de grootste werkgelegenheidseffecten zorgen. Er is zowel kwantitatief als kwalitatief onderzoek verricht. Het gaat om maatregelen voor Wind op Zee, Wind op Land, het programma 'Stroomversnelling, Zon-PV en Slimme meters. Ook biogas- en biomassa-installaties (Biotech) en energie-besparing in de industrie (kwalitatief) zijn onderzocht. Deze infographic geeft een samenvatting op hoofdlijnen. Volgens de onderzoekers zal te samen met overige niet in deze infographic genoemde maatregelen een bruto groei van circa 100.000 fte banen 2014-2020 worden gerealiseerd. Dit is ongeveer 30% lager dan aanvankelijk berekend in de NEV. De onderzoekers zien voor de windsector een duidelijke aanwijzing dat het invoeraandeel en de toegevoegde waarde per werknemer hoger liggen dan eerder werd aangenomen. Daarnaast loopt het aantal gerenoveerde woningen binnen de Stroomversnelling sterk achter ten opzichte van de doelstellingen en is nog onzeker in welke mate deze de komende jaren zullen worden gerealiseerd.
Bij windenergie gaat het om maatregelen wind op zee en wind op land. De regeling die bijdraagt is de Stimulering Duurzame Energieproductie (SDE+). Omdat ook andere technieken, zoals zon-PV, biomassa of geothermie, gebruik kunnen maken van de SDE+-regeling is vooraf niet bekend hoeveel van de subsidie naar welke technologie gaat. Dit hangt af van de kostprijs en daarmee ook van de innovatie in elke sector. Bovendien variëren de beschikbare budgetten van de SDE+-regeling jaarlijks.
De volgende maatregelen ondersteunen Zon-PV:
1. Regeling SDE+
2. Salderingsregeling
3. ‘Regeling verlaagd tarief’
Bij Energiebesparing gaat het om de maatregelen die voortkomen uit het programma Stroomversnelling dat betaalbare nul-op-de-meter renovaties op gang brengt. De subsidies die dit ondersteunen zijn:
1. Stimuleringsregeling Energie Prestatie huursector (STEP)
2. Fonds Energiebesparing Huursector (FEH)
3. Pilot ‘Verhuurders met uitpondplan en NOM wens’
4. Europese Commissie
5. Invoering energieprestatievergoeding (EPV)
6. Salderingsregeling zon-PV
Slimme meters dragen bij aan slimme netwerken. Regionale netbeheerders betalen de kosten van de uitrol van slimme meters uit de jaarlijkse meettarieven. Deze meettarieven zijn vastgesteld op het niveau van 2005. De Rijksoverheid doet geen additionele investeringen.
Maatregelen Biogas/biomassa installaties dragen bij aan werkgelegenheid in de Biobased Economy. Deze zijn beperkt van omvang: alleen de SDE+-regeling ondersteunt.
De vijf windparken op zee die door het Energieakkoord extra worden gerealiseerd lopen vrijwel op schema. Voor Wind op land houdt de ambitie gestand om een totale capaciteit van 6000 MW opgesteld vermogen. Door onzekerheid over de uitvoering is de verwachting van de onderzoekers dat een kwart van de opgave lager zal uitvallen. Hierdoor kan de werkgelegenheid met 25% lager uitvallen.
Voor de sector Zon-PV waren er de afgelopen jaren steeds meer stimuleringsmaatregelen uit het Energieakkoord. Het realiseren van de investeringen en banen vereist een jaarlijkse groei van 40% tot 2020. Deze groei is sterk afhankelijk van het beleid rond stimuleringsmaatregelen.
Het aantal sociale huurwoningen dat duurzaam is gerenoveerd tot een nul-op-de-meter woning is nog zeer beperkt. De planning was 5.000 woningen in 2016 en jaarlijks 25.000 woningen in de periode 2017-2020. De teller staat in 2016 op 700 woningen.
Bij Zon-PV is de markt meer onderhevig aan schommelingen en is het werk verdeeld over meerdere kleine installatiebedrijven. Binnen deze sector werken bedrijven relatief veel met zzp’ers om beter om te gaan met de schommelingen in de vraag, mogelijk als gevolg van beleid.
In een aantal sectoren (Wind op Zee, Wind op Land, Slimme Netten, Stroomversnelling) vormen de investeringen onderdeel van de omzet van bedrijven in een groeiende markt. De bedrijven die in deze markten actief zijn hebben een sterke voorkeur voor het vast in dienst nemen van personeel, omdat zij over vast gekwalificeerd personeel willen beschikken om kennisopbouw te bevorderen. Bij Zon-PV is de markt meer onderhevig aan schommelingen en is het werk verdeeld over veel kleinere installatiebedrijven. Binnen deze sector werken bedrijven relatief veel met zzp’ers om beter om te gaan met de schommelingen in de vraag, mogelijk als gevolg van beleid.
Het hoge aandeel van constructiewerkzaamheden in zowel de nieuwe als traditionele energiesector vertaalt zich meer in werkgelegenheid voor mannen dan voor vrouwen. De werkgelegenheid als gevolg van het Energieakkoord vertaalt zich naar verwachting relatief meer in banen voor mannen dan voor vrouwen.
De werkgelegenheid komt vooral terecht bij traditionele beroepen die nauw zijn verbonden aan de activiteiten van de nieuwe energiesectoren. Vanwege de vereiste ervaring wordt het werk gedaan door relatief veel mensen van 45 jaar en ouder, meer nog dan in het totale bedrijfsleven.
Het aandeel werknemers van Nederlandse herkomst in de totale nieuwe energiesector wijkt niet af van het totale Nederlandse bedrijfsleven. Factoren die hieraan bijdragen zijn het feit dat het gaat om lokaal werk (onderhoud en installaties windparken), teamwerk en communicatie met bewoners (zoals bij programma Stroomversnelling). Bij Wind op Zee is de voertaal Engels waardoor deze factoren niet spelen voor de maritieme activiteiten binnen het Energieakkoord.
In de nieuwe energiesector werkt relatief meer personeel met een HBO of WO opleiding. Dat komt omdat het werk complexer is en meer voorbereidend werk vraagt. De benodigde zeer specifieke hoger opgeleiden zijn soms lastig te vinden, waardoor bedrijven vaker met zelfstandigen werken. Bij veel van de activiteiten wordt gebruik gemaakt van ICT-tools.
De beperkte instroom van jongeren komt enerzijds door de goede mogelijkheden in de verschillende sectoren om ervaren personeel met de juiste kwalificaties in te zetten. Hiernaast speelt ook dat er vrijwel (nog) geen beroepsopleidingen zijn die zich specifiek richten op beroepen binnen de nieuwe energiesector. Voor scholen is het moeilijk om bij lage leerlingaantallen een opleiding te bekostigen en daarom kiezen ze voor bredere opleidingen. Ook is het moeilijk voor scholen om binnen de gestelde vaste eisen voor het programma van de opleiding nog specifieke aanvullende onderdelen aan de opleiding toe te voegen. De onbekendheid bij zowel scholen als jongeren is nog groot bleek uit een onderzoek van ECN.
Arbeid op de bouwplaats blijft nodig. De inhoud van het werk verschuift van ter plekke fabriceren naar aansluiten, inpassen en integreren. Integratie van onderdelen in gehele delen vereist kennis van meerdere disciplines: denk aan constructies, installatietechniek en elektra, water en verwarming. De fabricage verplaatst naar centrale ‘fabrieken’ wat effect heeft op lokale werkgelegenheid. Met de komst van 3D-printing en fabrieksmatig bouwen zal een bouwer meer aansturen, de kwaliteit controleren en storingen verhelpen.
Systeemintegratie gaat over het belang van de toekomstige functie van 'Systeemintegrator' die verschillende systeemniveaus kent en op verschillende niveaus opereert: individueel object, lokale omgeving, regionaal, landelijk en internationaal. 'Systeemintegrators' zijn nodig op verschillende opleidingsniveaus en -richtingen.
De energiecoach biedt belanghebbenden op verschillende manieren energie-oplossingen. Hij/ zij heeft een breed palet van kennis en vaardigheden, zoals: Technologische kennis; over isolatie, installaties, machines, smart meetsystemen en elektriciteitsopwekking, en de laatste kennis van nieuwe materialen en processen; kortom kennis van systeemintegratie. Bestuurskundige kennis; over beleid en beleidsinstrumenten. Financiële kennis; over mogelijke geldbronnen, kosten van investeringen en mogelijke besparingen. Organisatorische kennis; programma- en procesmanagementvaardigheden. Interpersoonlijke en communicatie-vaardigheden; hij kan individuele situaties en wensen goed plaatsen, technische taal vertalen, en individuen en bedrijven bij elkaar brengen.
De installatie en het gebruik van slimme componenten in het energiesysteem vereisen kennis van digitalisering. Werknemers begrijpen de rol van gegevensstromen én kunnen ermee werken. Enkele voorbeelden: Bij energiebesparing begrijpen werknemers welke sensoren prestatie-indicatoren aangeven. Ook kunnen ze het gebruik van installaties erop aanpassen; ze snappen welke data binnen welke componenten gedeeld worden, gebruiken prijssignalen en andere zaken die het systeem terugkoppelt. Bij Zon-PV, wind, en biobased gebruiken werknemers de zelfdiagnostiek van installaties en systemen en handelen daarnaar. Ze begrijpen zelfsturende installaties evenals de sturingscriteria. Bij Slimme netwerken gebruiken werknemers de systeemterugkoppeling en prijssignalen en hebben aandacht voor gebruikersinterfaces.
De diversiteit aan veranderingen in de energiesector maakt het onmogelijk om aan te wijzen welke specifieke vaardigheden en kennis nodig zijn. Wel moet de leercontext worden verbreed van een specifieke naar meerdere toepassingen. Voorbeeld: elektrotechnische kennis kun je toepassen in meerdere gebieden. De uitdaging is om leerlingen/cursisten in te laten zien dat zij zich nieuwe vaardigheden eigen kunnen maken: het leren leren.